De kwaliteit van licht
Weet jij wat het verschil is tussen een goede fotograaf en een geweldige?
Het is licht. Of liever, de manier waarop de fotograaf het aanwezige licht gebruikt. Een goede fotograaf weet hoe hij een beeld moet samenstellen, hoe hij of zij de camera kan richten zodat de kijker een volledig en uniek perspectief van een onderwerp krijgt. De fotograaf weet hoe hij een gebeurtenis op een interessante en ongebruikelijke manier kan vastleggen – zelfs hoe een emotie kan worden vastgelegd.
Maar een geweldige fotograaf doet dit allemaal in het juiste licht. Licht is altijd aanwezig rondom ons en daarom ben je je er misschien niet altijd bewust van. Tenzij je natuurlijk verblind wordt of je in het pikkedonker terecht komt.
Maar meestal is licht “gewoon”, dus we besteden er niet veel aandacht aan.
Vroeger maakte ik redelijk veel foto’s zonder echt na te denken over de kwaliteit van het licht. Sinds ik ben gaan lightpainten is het zintuig voor goed licht zich steeds beter gaan ontwikkelen en merk ik dat ook mijn natuur- en wildlife fotografie hiervan mee profiteren.
Natuurlijk- versus kunstlicht
Fotografisch gezien kunnen we het licht indelen in twee categorieën: natuurlijk en kunstmatig. Beide categorieën bevatten natuurlijk onderdelen die ze samen delen en elkaar soms overlappen. Natuurlijk licht wordt bijvoorbeeld meestal geproduceerd door de zon, maar natuurlijk licht kan ook afkomstig zijn van vlammen zoals een kaars of zelfs een bosbrand. Maanlicht is ook een vorm van natuurlijk licht.
Maar hoewel al deze bovenvermelde vormen van licht uit natuurlijke bronnen komen, hebben ze enorm verschillende kenmerken. Kaarslicht produceert bijvoorbeeld licht met een oranje tint, terwijl de middagzon veel blauwer licht produceert. Zelfs de eigenschappen van zonlicht kunnen enorm verschillen tijdens het ene moment van de dag dan tijdens het andere: ochtend zonlicht is bijvoorbeeld diffuus en produceert zachtere schaduwen, terwijl de zon ’s middags direct is en donkere schaduwen produceert.
Kunstlicht is natuurlijk elk soort licht dat door mensen wordt gemaakt.
Dit kan variëren van die lawaaierige fluorescentielampen in een oud kantoorgebouw tot een ultramoderne set studio-apparatuur.
Verschillende soorten kunstlicht zullen ook verschillende kenmerken hebben. Een kale lamp geeft een heel ander soort licht af dan een softbox. Het is ook anders gekleurd: de meeste standaardverlichting is geelachtig van kleur, terwijl fotografische verlichting meestal in balans is gebracht om zonlicht te simuleren.
Het begrijpen van specifieke lichtkarakteristieken en eigenschappen zal je helpen, net als dat dat mij heeft geholpen, betere foto’s te maken.
Kleurtemperatuur
Je hebt waarschijnlijk ook al eens van deze term gehoord, wellicht gelijk gevolgd door een “hè?” reactie. Hoe kan een kleur een temperatuur hebben?
Er zijn uitvoerige technische verhalen over geschreven maar die laten we voorlopig even voor wat ze zijn. Het enige dat je echt moet weten is dat verschillende soorten licht een verschillende kleurzweem hebben. Begint dat al bekend te klinken? Gloeilampen geven een warm gelige of oranje achtige gloed en de zon geeft een koele blauwachtige gloed. De kleurtemperatuur wordt gemeten op de Kelvin-schaal; bijvoorbeeld, de vlam van een kaars is 1200K, wat zich naar het oranje achtige einde van de schaal bevindt, en een wolkenloze dag is 10.000K, wat zich aan het blauwe uiteinde bevindt.
Met moderne digitale spiegelreflexcamera’s hoef je niet veel meer te weten, omdat we de kleurtemperatuur kunnen corrigeren met de witbalansinstelling.
Veel fotografen laten deze instelling op “automatisch” staan (ik ook), maar als je het wilt afstemmen, kan je de camera laten weten dat je fotografeert bij daglicht of op een bewolkte dag.
Of als je een nog grotere precisie wilt, kan je een puur wit object fotograferen en de camera dat beeld laten gebruiken om de kleurtemperatuur van de scène te berekenen.
Sommige camera’s gaan zelfs nog een stap verder gaan en laten je de instelling op een specifieke Kelvin-waarde aanpassen. Hiervoor heb je dan eigenlijk ook weer een kleurtemperatuurmeter nodig. Voor de meeste vormen van fotografie is dit een onnodige stap. Hoewel moderne camera’s redelijk goed zijn in het compenseren van de kleurtemperatuur, is het belangrijk om er een basiskennis van te hebben, zodat je je witbalans zo nodig kunt afstellen.
Lichtintensiteit
Lichtintensiteit hangt nauw samen met lichtkwaliteit. Lichtbronnen met een hoge intensiteit produceren meestal hard licht en lichtbronnen met een lage intensiteit produceren zacht licht.
Maar voor praktische doeleinden heeft de lichtintensiteit meestal betrekking op het diafragma, de sluitertijd en de ISO die je moet kiezen voor een bepaalde scène. In een scène met een lage lichtintensiteit moet je bijvoorbeeld de scherptediepte opofferen om een kortere sluitertijd te bereiken.
Bij licht met een hoge intensiteit moet je mogelijk een veel kleiner diafragma kiezen om de sluitertijd te vertragen. En de intensiteit van het licht bepaalt ook de ISO waarde -je kunt de camera mogelijk niet trillingsvrij vasthouden in een scène met lage intensiteit als je een kleine ISO waarde kiest.
In een studio-omgeving heb je natuurlijk controle over de lichtintensiteit en heb je dus ook de vrijheid om de verlichting zo in te stellen dat elke combinatie van sluiter / diafragma / ISO te gebruiken is.
Je kunt dat niet zo gemakkelijk doen met natuurlijk licht, hoewel je aanpassingen kunt doen met extra apparatuur zoals ND filters, reflectoren etc.
De eigenschappen van licht
We gaan nu in op op een drietal technische zaken. Om licht goed te begrijpen is het belangrijk dat we ook basiskennis hebben van de volgende drie eigenschappen van licht: absorptie, reflectie en transmissie.
Licht gedraagt zich anders wanneer het verschillende objecten bereikt. Sommige objecten absorberen licht, anderen reflecteren het en anderen laten het door (dat wil zeggen, het gaat er doorheen). Dit is eigenlijk hoe kleur werkt: een object dat we waarnemen als rood, reflecteert eigenlijk rood en absorbeert andere kleuren. Echt wit weerspiegelt alle kleuren en echt zwart absorbeert alle kleuren. De meeste objecten absorberen licht.
Dit omvat onder andere de meeste onderwerpen in de natuur; dieren, rotspartijen en vegetatie. Objecten die licht goed reflecteren zijn vaak objecten die we waarnemen als glanzend, zoals folie, gepolijste metalen oppervlakken en pas gevallen sneeuw.
Niet-glanzende objecten kunnen echter ook licht reflecteren – als je ooit je flits van een plafond of een effen witte muur hebt laten bouncen, weet je wat ik bedoel. Reflectie kan direct of diffuus zijn – een directe reflectie komt van een glad oppervlak zoals de zilveren bumper van een auto, terwijl een diffuse reflectie afkomstig is van een oppervlak met wat textuur. Zoals je misschien al zou raden, een diffuse reflectie produceert zachter licht dan een directe reflectie.
Objecten die licht doorlaten, zijn meestal objecten waar we doorheen kunnen kijken, zoals helder water of glas.
Glas is zo perfect transparant dat het niet veel doet aan de kwaliteit van het licht – in technische termen wordt dit “directe transmissie” genoemd. Zijn neef, matglas (zoals dat spul dat je in je badkamer hebt) laat ook licht door, maar verstrooit het, waardoor het zachter wordt. Dan is er selectieve transmissie, wat gebeurt wanneer het glas gekleurd is. Een object dat selectief licht doorlaat, zal alleen licht doorlaten dat dezelfde kleur heeft als het, terwijl het al het andere reflecteert. Dus het licht dat door een groen stuk glas komt, zal groen zijn, omdat alle andere kleuren worden gereflecteerd voordat ze de andere kant van het glas bereiken.
Wat betekent dit voor jou als fotograaf?
Het betekent dat je deze principes kan gebruiken om licht te manipuleren om zodoende je foto’s te verbeteren. Als je bijvoorbeeld op een zonnige dag een onderwerp fotografeert, hoef je niet te accepteren dat je bij hard licht moet fotograferen.
In plaats daarvan kunt je een draagbare reflector gebruiken om licht in de schaduwen van het gezicht van uw onderwerp te laten vallen. Dit geeft uiteraard meer detail in die schaduwen. Maar je kan ook een diffuser gebruiken om het licht te verzachten, een semi-transparant oppervlak dat tussen een lichtbron en het model wordt geplaatst.
Een soft-box dient hetzelfde soort doel: een diffuser tussen de lichtbron en het onderwerp houdt het licht zacht en gelijkmatig.
Conclusie
Het is verrassend hoeveel hobbyfotografen licht niet echt begrijpen, en het is nog meer verrassend hoeveel er gewoon niet op letten. Al die automatische instellingen op onze digitale spiegelreflexcamera’s zijn zowel een zegen als een vloek – ze helpen de besluitvorming over fotografie te nemen, wat geweldig is als we snel fotograferen, maar kan ook een nadeel zijn als we meer controle willen hebben over onze afbeeldingen.
Sinds ik actief ben gaan lightpainten ben ik begonnen om veel meer na te denken over het licht. Iedere keer dat ik een foto maakte weer! Of ik het licht nu zelf toevoeg of het natuurlijke licht gebruik als onderwerp van mijn foto; licht is het belangrijkste element in elke foto. Negeer het en je beelden zullen eronder lijden. Omarm het en je zult merken dat je op termijn foto’s maakt die je voorheen niet voor mogelijk had gehouden.
Wil je een avond actief aan de slag met (kunst)licht in al zijn facetten? Weten hoe je de moeilijkste situaties goed en gelanceerd belicht? Dan is de workshop lightpainting wellicht iets voor je.